De beste dag ooit
De Beste Dag Ooit begon toen mijn vrouw te ziek was om voor de kinderen te zorgen. Ik geniet altijd stiekem van de schaarse momenten waarop ze de touwtjes uit handen moet geven. Dit was mijn kans om me te bewijzen. Ik was er klaar voor.
Eerst moest Tinus naar school, waar we werden opgewacht door de directrice en een man in een zwart poloshirt van de gemeente. "Wat een ontvangst!" riep ik vrolijk. "Alleen de rode loper ontbreekt nog!" De ambtenaar moest vanzelfsprekend niet lachen en toonde in plaats daarvan zijn legitimatie. "Ik ben de leerplichtambtenaar. Maar geen zorgen hoor, jullie zijn op tijd." De directrice grijnsde ongemakkelijk.
Toen ik bij onze fiets kwam, had zich al een groepje verontwaardigde moeders verzameld. "Belachelijk! Het zijn kleuters!" riep een van hen. Ik knikte verontwaardigd mee.
Een moeder met een hoofddoek kwam woedend door de poort gestampt. "Nou jaaaaaaa zeg!" zei ze. "Ik kreeg gewoon een waarschuwing!" "Belachelijk!" riep haar gehoor. Opgejut sprak ze verder: "Iedereen moet maar perfect zijn in deze maatschappij! Je mag geen fouten maken! Nou, ik heb een baby van zestien weken, bij mij gaat NIETS perfect!" Solidair gelach, opgeheven vuisten. Ik vertelde over mijn rode loper-grap en de moeders gierden het uit. "Hij is echt grappig," zei een moeder met wie ik al vaker had gepraat.
Eenmaal thuis besloten Frenkie en ik naar de kinderboerderij te gaan. Ik laadde ook twee lege kratjes Club Mate - een 'gezonde' energy drink waar ik zwaar afhankelijk van werd toen Frenkie zo slecht sliep - in de achterbak van de auto, om ze eindelijk terug te brengen naar een drankwinkel in Amsterdam-Oost.
Google Maps vertelde me echter dat de kinderboerderij nog niet open was. De drankwinkel zou ook pas later opengaan. Even stokte mijn flow. In een impuls besloot ik dus naar de enige kinderboerderij te rijden die wél al open was. In Diemen.
De kinderboerderij van Diemen lag zo ongeveer náást de snelweg. We waren de eersten. We aaiden een gore oude pony, tot een gore oude vrijwilliger ons kwam vertellen dat we dat hok helemaal niet in mochten, omdat de pony kon schoppen en bovendien weleens ziektes overbracht. Ik waste vlug onze handen.
Al snel druppelden andere vermoeide ouders, opa's en oma's binnen, allemaal vreemd geobsedeerd met dat ene kind dat we bij ons hadden, nauwelijks in staat om naar elkaar te knikken op deze broeierige woensdagochtend.
"Hé hallo," hoorde ik en opeens stond ik oog in oog met mijn huisarts en haar twee kinderen. De huisarts die de vreemde moedervlekken onder mijn schaamhaar bekeken heeft. De huisarts die concludeerde dat de tumor in mijn speekselklier toch echt gewoon een ingegroeide baardhaar was. De huisarts die ik heb verteld over mijn diepste angsten. Zij leek ook niet blij om mij te zien. "Hallo," zei ik en draaide me snel weer om.
Intussen stond Frenkie op de tegels te plassen, terwijl een moeder hoofdschuddend toekeek. "Och nee lieverd," zei ik terwijl ik haar oppakte en als een hete pan voor me uittilde, naar de - verrassend schone - wc. Toen ik haar broek naar beneden trok, moest ik concluderen dat de strontgeur niet - zoals ik hoopte - van de nabijgelegen geiten kwam, maar toch echt van mijn eigen dochter. Haar hele onderbroek zat tjokvol.
Maar ook dit kon de beste dag ooit niet verpesten, op de een of andere manier. Ik wipte de drol zo - hup! - de wc in, maakte alles schoon, waste weer onze handen en scoorde bij een van de oma's een plastic zakje voor de kleertjes. Terwijl haar laarsjes in de zon droogden liet ik mijn dochter in een t-shirtje en blote billen van de glijbaan gaan. De Diemense oordelende blikken konden me niets meer schelen. Zelfs die van mijn huisarts niet.
In de auto bleek ik nog maar 4% batterij te hebben, waardoor we het laatste stuk op de gok moesten rijden, maar ook dat lukte. De drankwinkel was nog niet open, dus streken we neer op het terras van de Hipste Koffiezaak Ooit.
Terwijl we tussen de klagende hipsters en expats onze brownies van zeventien euro aten, zat Frenkie tegenover me in de zon vol bravoure over onzin te kletsen. Opeens werd ik overvallen door een diepe rust. Het maakte niet uit waar we waren of wat er gebeurde. Alles was goed zo.
Even later paradeerde mijn dochter in haar blote reetje en haar gele bepiste kaplaarsjes over de straten van Amsterdam-Oost, haar gezicht één en al chocola. Een oud vrouwtje keek hoofdschuddend toe en zei: "Dit kán toch niet meneer!" "Blijkbaar wel mevrouw!" riep ik terug.
We brachten de kratjes weg en haalden haar broer op, die een hele mooie tekening had gemaakt. Hun moeder was al wat opgeknapt. Ik kookte een voedzame maaltijd. We zongen mee met Lucky Fonz. De zon ging onder. En zo liep de Beste Dag Ooit langzaam op z'n eind.
Eerst moest Tinus naar school, waar we werden opgewacht door de directrice en een man in een zwart poloshirt van de gemeente. "Wat een ontvangst!" riep ik vrolijk. "Alleen de rode loper ontbreekt nog!" De ambtenaar moest vanzelfsprekend niet lachen en toonde in plaats daarvan zijn legitimatie. "Ik ben de leerplichtambtenaar. Maar geen zorgen hoor, jullie zijn op tijd." De directrice grijnsde ongemakkelijk.
Toen ik bij onze fiets kwam, had zich al een groepje verontwaardigde moeders verzameld. "Belachelijk! Het zijn kleuters!" riep een van hen. Ik knikte verontwaardigd mee.
Een moeder met een hoofddoek kwam woedend door de poort gestampt. "Nou jaaaaaaa zeg!" zei ze. "Ik kreeg gewoon een waarschuwing!" "Belachelijk!" riep haar gehoor. Opgejut sprak ze verder: "Iedereen moet maar perfect zijn in deze maatschappij! Je mag geen fouten maken! Nou, ik heb een baby van zestien weken, bij mij gaat NIETS perfect!" Solidair gelach, opgeheven vuisten. Ik vertelde over mijn rode loper-grap en de moeders gierden het uit. "Hij is echt grappig," zei een moeder met wie ik al vaker had gepraat.
Eenmaal thuis besloten Frenkie en ik naar de kinderboerderij te gaan. Ik laadde ook twee lege kratjes Club Mate - een 'gezonde' energy drink waar ik zwaar afhankelijk van werd toen Frenkie zo slecht sliep - in de achterbak van de auto, om ze eindelijk terug te brengen naar een drankwinkel in Amsterdam-Oost.
Google Maps vertelde me echter dat de kinderboerderij nog niet open was. De drankwinkel zou ook pas later opengaan. Even stokte mijn flow. In een impuls besloot ik dus naar de enige kinderboerderij te rijden die wél al open was. In Diemen.
De kinderboerderij van Diemen lag zo ongeveer náást de snelweg. We waren de eersten. We aaiden een gore oude pony, tot een gore oude vrijwilliger ons kwam vertellen dat we dat hok helemaal niet in mochten, omdat de pony kon schoppen en bovendien weleens ziektes overbracht. Ik waste vlug onze handen.
Al snel druppelden andere vermoeide ouders, opa's en oma's binnen, allemaal vreemd geobsedeerd met dat ene kind dat we bij ons hadden, nauwelijks in staat om naar elkaar te knikken op deze broeierige woensdagochtend.
"Hé hallo," hoorde ik en opeens stond ik oog in oog met mijn huisarts en haar twee kinderen. De huisarts die de vreemde moedervlekken onder mijn schaamhaar bekeken heeft. De huisarts die concludeerde dat de tumor in mijn speekselklier toch echt gewoon een ingegroeide baardhaar was. De huisarts die ik heb verteld over mijn diepste angsten. Zij leek ook niet blij om mij te zien. "Hallo," zei ik en draaide me snel weer om.
Intussen stond Frenkie op de tegels te plassen, terwijl een moeder hoofdschuddend toekeek. "Och nee lieverd," zei ik terwijl ik haar oppakte en als een hete pan voor me uittilde, naar de - verrassend schone - wc. Toen ik haar broek naar beneden trok, moest ik concluderen dat de strontgeur niet - zoals ik hoopte - van de nabijgelegen geiten kwam, maar toch echt van mijn eigen dochter. Haar hele onderbroek zat tjokvol.
Maar ook dit kon de beste dag ooit niet verpesten, op de een of andere manier. Ik wipte de drol zo - hup! - de wc in, maakte alles schoon, waste weer onze handen en scoorde bij een van de oma's een plastic zakje voor de kleertjes. Terwijl haar laarsjes in de zon droogden liet ik mijn dochter in een t-shirtje en blote billen van de glijbaan gaan. De Diemense oordelende blikken konden me niets meer schelen. Zelfs die van mijn huisarts niet.
In de auto bleek ik nog maar 4% batterij te hebben, waardoor we het laatste stuk op de gok moesten rijden, maar ook dat lukte. De drankwinkel was nog niet open, dus streken we neer op het terras van de Hipste Koffiezaak Ooit.
Terwijl we tussen de klagende hipsters en expats onze brownies van zeventien euro aten, zat Frenkie tegenover me in de zon vol bravoure over onzin te kletsen. Opeens werd ik overvallen door een diepe rust. Het maakte niet uit waar we waren of wat er gebeurde. Alles was goed zo.
Even later paradeerde mijn dochter in haar blote reetje en haar gele bepiste kaplaarsjes over de straten van Amsterdam-Oost, haar gezicht één en al chocola. Een oud vrouwtje keek hoofdschuddend toe en zei: "Dit kán toch niet meneer!" "Blijkbaar wel mevrouw!" riep ik terug.
We brachten de kratjes weg en haalden haar broer op, die een hele mooie tekening had gemaakt. Hun moeder was al wat opgeknapt. Ik kookte een voedzame maaltijd. We zongen mee met Lucky Fonz. De zon ging onder. En zo liep de Beste Dag Ooit langzaam op z'n eind.