Interview: Mike Schur
Dit interview verscheen eerder in mijn podcast Kopstuk en in NRC.
De
kans is groot dat je Michael Schur niet kent; de kans is even groot dat je
weleens om een grap van hem gelachen hebt. Hij is namelijk de meest succesvolle
comedyschrijver van deze eeuw. Na een baan als schrijver bij The Office creëerde
hij hitseries als Parks and Recreations, Brooklyn 99, Master of None, Hacks en
The Good Place.
Het idee voor The Good Place ontstond toen Schur zich in het verkeer van Los Angeles ergerde aan asociaal rijgedrag. Hij stelde zich een moreel puntensysteem voor, dat bepaalt of je naar de hemel of de hel mag (The Good Place speelt zich af in een soort Google-versie van het hiernamaals). Voor het schrijven van de serie verdiepte Schur zich in ethische filosofen als Kant en Aristoteles.
Al snel begon het hem te duizelen: is het eigenlijk wel mogelijk om een goed mens te zijn? Aan alles – van de kleren die we dragen tot de komkommers die we eten – kleeft immers een moreel dilemma, en elke keuze leidt weer naar een nieuwe vorm van onrecht. Hij besloot er een boek over te schrijven: ‘Perfect: de handleiding’.
Ik sprak met Michael Schur over de ethische regels van comedy.
Je opent je boek met een quote van Albert Camus, die stelde dat het leven betekenisloos en dus absurd is. Komt je liefde voor absurde humor hier ook voort?
In mijn geval komt het vooral van Monty Python. Ik denk dat je comedians in twee kampen kunt opdelen: degenen die grappen beginnen te maken om hun pijn of onderdrukking uit de weg te gaan, en degenen die grappen maken vanuit een soort verveling omdat ze juist in een heel veilige omgeving opgroeien. Ik behoor tot het laatste kamp. Zoals Monty Python ook bestond uit een stel hoogopgeleide gasten die zichzelf begonnen te vermaken met gekkigheid en grappige namen. Als kind smulde ik daarvan, het heeft mijn leven compleet veranderd.
Je staat er zelf om bekend dat je zelfs de kleinste personages in je scripts graag Monty Python-achtige namen geeft. Zoals ‘Gwendolyn Trundlebed’ en ‘Summer Olé-Kracken Frogfrong’.
Als je het mij vraagt, is de hoogste kunstvorm het bedenken van een heel goede, verschrikkelijk domme naam.
In het boek beschrijf je jezelf als iemand die graag de regels volgt. Staat dat niet haaks op wat comedy zou moeten zijn?
Ik ben niet iemand die de grenzen opzoekt. Ik hou juist van de logica achter verhalen, van het leggen van de puzzel. Hoe gedraagt een personage zich? Hoe kom je van de eerste naar de derde acte? The Good Place was bijvoorbeeld een reusachtige puzzel, die we constant opnieuw moesten leggen. Elke plottwist moest minutieus uitgetekend worden. Daar genoot ik van. Wat dat betreft ben ik geen grensverleggende comedian zoals Lenny Bruce of Chris Rock, eerder de perfecte comedy-leerling.
Toch ga je soms wel erg ver.
Grappen schrijven is een proces van vallen en opstaan, maar als je dan eenmaal de kern hebt, dan is het alsof je een oliebron treft. Dan kan je er zoveel uithalen. Ik heb in mijn leven het hardst gelachen om dingen die nooit het daglicht zouden zien. Zoals de scène die ik schreef voor The Office, waarin Dwight Schrute vertelde over een neef met een been dat korter is dan het andere, waardoor hij altijd in een halve cirkel moet rennen om de bus te halen. Het werd een soort theatermonoloog van drie minuten. Het sloeg nergens op. De acteur Rainn Wilson had het helemaal uit zijn hoofd geleerd en we moesten huilen van het lachen. Maar natuurlijk haalde het de aflevering niet.
Toch een beetje de zinloosheid van Camus?
Ja, comedy is in die zin ook een soort viering van de zinloosheid. Een opluchting. Als comedyschrijver kun je de meest absurde gedachtesprongen maken, puur omdat je met andere grappige mensen besluit om een paar uur van je leven te verspillen aan een raar idee. Je bent gewoon dagen, weken, jarenlang keihard aan het lachen. Wat een luxe. Het is de beste baan ter wereld.
Is het extra leuk om voor personages met strenge normen en waarden te schrijven, zoals de rigide Dwight Schrute of de oerconservatieve Ron Swanson uit Parks and Recreations?
Het is vooral leuk om voor personages met een duidelijk perspectief te schrijven. Ron Swanson was zo libertair dat hij het liefst alle stopborden en verkeerslichten zou verwijderen. Dat staat haaks op mijn eigen overtuigingen, maar ik wist wél altijd precies hoe Ron op een bepaalde situatie zou reageren. En dat is ook grappig om naar te kijken. Als het je niet lukt om een personage grappig te maken, dan komt dat vaak doordat hun overtuigingen nog niet helder zijn.
Hoort moraliteit thuis in comedy?
Nee, absoluut niet. Een paar van de beste comedy’s aller tijden – Seinfeld, It’s Always Sunny In Philidelphia – waren zelfs bewust amoreel. Ik heb zelf een voorkeur voor personages die wel enige morele bagage hebben. Maar comedy en prekerigheid gaan zeker niet samen. Toen ik The Good Place pitchte, zei ik meteen: het gaat over ethiek, maar het moet niet als huiswerk gaan voelen. Dat is echt funest voor comedy. Uiteindelijk moet het toch verrassen, omdat het gevaarlijk of absurd of extreem goed bedacht is.
Al je series gaan over gemeenschappen: het kantoor van The Office, de gemeente-afdeling van Parks and Recreations, het politiebureau van Brooklyn 99 en de hemel van The Good Place. In je boek schrijf je over de Afrikaanse filosofie van gemeenschappelijkheid: Ubuntu.
Het is nooit vastgelegd door een soort Kant of Confucius, maar de essentie van Ubuntu is: we zijn alleen maar mensen dankzij andere mensen. Oftewel: jij bent omdat ik ben, en ik ben omdat jij bent. Dat is ongeveer het tegenovergestelde van ‘IK denk dus IK besta’, van Descartes. Toen ik voor het eerst over Ubuntu las, raakte het me direct. Het klópt gewoon. En ja, in alle series waar ik aan heb meegeschreven, was de boodschap: je kunt alleen een goed leven leiden als je anderen toestaat om er deel van uit te maken. Dat is heel simpel, maar essentieel.
Brengt het maken van een serie ethische dilemma’s met zich mee?
Oh, talloze. Je werkt vaak voor dubieuze bedrijven. Ze betalen mij, maar ze geven ook geld aan politici die de ondergang van de Amerikaanse democratie mogelijk maken. En er zijn tegenwoordig acteurs die zich niet willen laten vaccineren. Wat doe je dan? Ontsla je die persoon? Maak je een uitzondering als het een acteur is die essentieel is voor het succes van de show? En stel dat je die ster inderdaad ontslaat, dan worden 150 andere mensen ook werkloos. Dus wat doe je dan? Het houdt niet op. Je faalt onvermijdelijk. En toch moet je proberen om het juiste te doen, elke dag weer.
Wat zijn de ethische regels van een writers room?
De belangrijkste regel is natuurlijk: steel geen ideeën. Dat is met name een probleem voor vrouwen en minderheden. Vroeger werd een pitch van een vrouwelijke schrijver genegeerd, en als een man dan even later ongeveer hetzelfde idee pitchte, werd het meteen aangenomen. De laatste vijf jaar is dat veranderd: ideeën worden niet meteen afgeschoten, er is ruimte voor discussie en uitleg, zodat we zeker weten dat we niemand overslaan. Als mannelijke showrunner heb ik immers veel blinde vlekken. Op deze manier voorkom ik dat ik minder goed luister naar mensen die niet op me lijken.
Is je ethiek veranderd sinds je de baas bent?
Comedy schrijven blijft een belachelijke baan, maar dat geeft je als baas juist extra ethische verantwoordelijkheid. Schrijvers zijn mensen met levens. Ze moeten op tijd naar huis kunnen voor hun families of hobby’s of hun andere projecten. Vroeger zeiden ze: je mag je in je handjes knijpen met dit werk, dus nu blijf je 18 uur in deze kamer en schrijf je alle grappen die je in je hebt. Dat vind ik echt onzin. Een serie kan best offers vergen. Maar het is het niet waard om er levens voor te verwoesten.
In je boek lijk je het meest aangetrokken tot de deugdethiek van Aristoteles: de gulden middenweg. Hoe hou je zelf de balans tussen het verdedigen van je ideeën, en tegelijk openstaan voor kritiek?
Ik ben nu 25 jaar comedyschrijver. Dan kun je denken: ik snap dit volledig, niemand kan me wat vertellen. Of je denkt: ik begrijp nu juíst hoeveel geluk ik heb gehad. Ik ben een behoorlijk goede comedyschrijver, maar zéker niet de beste. Er zijn bijvoorbeeld mensen die veel beter zijn in grappen schrijven dan ik. Tijdens het schrijven van dit boek had ik soms een grap nodig en dan keek ik wanhopig zoekend om me heen. Na een mailtje aan de writer’s room van The Good Place kreeg ik dan direct 15 goede grappen terug. Het is echt geweldig om omringd te zijn door mensen die grappiger zijn dan ik. Dat zou ik nooit anders willen. De beste grap wint altijd. Dat is eigenlijk een heel eerlijk systeem.