Oh oh Francesco
Mijn essay over de cultuurclash tussen het Nederlandse voetbal en de spelfilosofie van vormalig Ajax-coach Farioli in de Trouw.

“Een paar dagen geleden verliet ik het trainingscomplex. Het was al laat, de zon ging onder, en ik besloot in mijn eentje een rondje door de Johan Cruijff Arena te lopen. Voetbal gaat over passie, over sfeer, over gevoelens. Ajax betekent veel voor mij. Als je de kans hebt om in het stadion rond te lopen als er niemand is, dan voel je wat voor bijzonders daarvan uitgaat.” Aan het woord is niet de Amsterdamse stadsdichter, maar Ajax-trainer Francesco Farioli (1989), die in het magische licht van een late zomeravond in 2024 over zijn nieuwe domein staarde, brandend van de emoties.
Het is niet ongebruikelijk voor voetbaltrainers om gepassioneerd te zijn: Pep Guardiola krabde zich tot bloedens toe op zijn kale hoofd toen het Manchester City eerder dit seizoen maar niet lukte om te winnen; José Mourinho juichte regelmatig met een meterslange knie-sliding over het veld. Tijdens het Champions League-spektakelstuk Internazionale-Barcelona konden Simone Inzaghi en Hansi Flick zich langs de zijlijn nauwelijks bedwingen om niet zélf met een tackle de bal te veroveren.
Maar Francesco Farioli is boven alles een kalme romanticus, literair onderlegd bovendien. Als jongeman ging hij Wijsbegeerte aan de Universiteit van Florence studeren, vooral vanwege zijn filosofielerares op de middelbare school, zo vertelde hij onlangs tijdens zijn uitverkochte optreden bij de Nacht van de Filosofie in de Openbare Bibliotheek in Amsterdam: “Ze was zo bevlogen over haar vak. Haar hele levenshouding inspireerde me.” Farioli was teleurgesteld toen hij voor zijn eerste tentamen talloze jaartallen en namen van filosofen uit zijn hoofd moest leren: hij had juist uitgekeken naar het filosoferen, de vrije uitwisseling van ideeën.
Zijn proefschrift Filosofie van het spel: esthetiek en de rol van de doelman is vaak aangehaald als de basis van zijn denken: Farioli, zelf te weinig getalenteerd als voetballer, probeerde als keeper het spel van achteruit vorm te geven, starend in de verte, zijn teamgenoten zorgvuldig coachend. “Ik heb als kind veel over het leven geleerd van voetbal: hoe je je tot anderen moet verhouden, hoe je met het elftal moet meebewegen,” vertelde hij in de OBA. Voetbal is net zo veranderlijk als het leven zelf. In zijn proefschrift citeert Farioli de schrijver Jorge Luis Borges: “Elke keer dat een kind op straat tegen iets aan trapt, begint het verhaal van het voetbal opnieuw.” Oftewel: de unieke manier waarop een spelertje de bal raakt, kan voor een revolutie in de voetbalsport zorgen. “We proberen controle te brengen in een spel dat grotendeels niet te controleren is,” aldus Farioli in de OBA. Zijn proefschrift baseerde hij op de ideeën van de Nederlandse historicus Johan Huizinga, die in zijn meesterwerk Homo Ludens betoogt dat het vrije, onbelemmerde spel de basis van onze cultuur is.
Juist die onvoorspelbaarheid verklaart de nog altijd ongekende aantrekkingskracht van de voetbalsport, zeker ook in Nederland. Toen het spel eind negentiende eeuw ons land bereikte, werd het al snel een hit. Socioloog C. Miermans citeert in Voetbal in Nederland (1955) een van de eerste spelertjes: “Het ging als een vlam door de jeugd: football. Er was dus nog wat anders te beleven dan gymnastiek in een stoffig lokaal, dan schaatsen of roeien, die beide sterk afhankelijk waren van de weersomstandigheden. Het kostte bijna niets, je kon rennen, vliegen, ‘goals’ maken en ‘matchen’ tegen andere jongens.” Anders dan bij andere sporten zijn er talloze manieren om een voetbaldoelpunt te maken, en zelfs de laagste amateurvoetballer scoort weleens een wondergoal uit een omhaal.
Farioli, die zich als keeperstrainer opwerkte tot piepjonge hoofdtrainer in Turkije en Frankrijk, om vervolgens op 35-jarige leeftijd coach van Ajax te worden, weet als geen ander dat in voetbal alles mogelijk is. Hij weet hoe mensen het maximale uit zichzelf kunnen halen, zelfs de gewonde topploeg die hij bij Ajax aantrof. Voetbal hangt van onvoorspelbare momenten aan elkaar, zoals dit Eredivisieseizoen maar weer eens bewijst. Maar juist vanuit dat spel kun je groeien.
Volgens Farioli wordt spel onterecht gezien als iets frivools. Sport bevat de kern van het leven, zo schrijft hij in zijn proefschrift: “Het is een volkomen serieuze activiteit, waarin het schijnbare dualisme tussen vrijheid en regels, ernst en lichtheid, realiteit en fictie wordt overstegen.” Farioli ziet voetbal als een uiting van wie we zijn: hij houdt zelf van een verzorgde opbouw in de stijl van Guardiola, maar hij kan net zo goed genieten van Kenneth Taylor die in de laatste seconde van Ajax-Union St. Gillis een bal van de lijn kopt. Een team dat volledig samenvalt met het moment, kan zichzelf overstijgen. Zo ontstaan, binnen de kaders van het voetbalveld, vrijheid en schoonheid. In zijn proefschrift gruwt Farioli van corruptie en andere pogingen om het spel in de kiem te smoren: “Wellicht moeten we allemaal opnieuw uitvinden hoe mooi het is om, individueel of in een groep, op avontuur te gaan.”
Zo kunnen we Francesco Farioli’s filosofie nog het beste samenvatten: laten we de wil vinden om samen op avontuur te gaan. Daarom houdt de Ajax-trainer zo van de keeper. Het is de speler die het spel van achteruit kan overzien, maar ook degene met de meest kwetsbare positie: elke fout is immers een tegengoal. De keeper wordt continu geconfronteerd met falen; toch kiest hij ervoor om keeper te zijn. Omdat hij hunkert naar dat ene moment dat hij de bal vangt en een paar seconden volledige controle over de chaos voelt. Dat is schoonheid, in de puurste zin van het woord. Als we willen groeien, moeten we dus naar keepers kijken, schrijft Farioli: “Een doelman die terugkeert op het veld na een teleurstelling, is niet anders dan een mens dat de strijd aangaat met zijn grootste angst, en terugvecht tegen de obstakels van het leven.”
Farioli’s taak als coach is om de ideale omstandigheden te creëren waarbinnen die momenten van schoonheid, vrijheid en groei kunnen plaatsvinden. “Het sleutelwoord is geloof,” verklaart Farioli in de OBA. Hij moet ervoor zorgen dat de spelers zich volledig aan elkaar en het moment kunnen overgeven, zodat ze zich kunnen uiten in het spel. Binnen de lijnen moet Wout Weghorst volledig Wout Weghorst zijn, net zoals Christian Rasmussen volledig Christian Rasmussen moet zijn. Geloof creëert die harmonie.
In die zin lijkt Farioli’s benadering op die van Louis van Gaal, die met zijn ‘totale mens-principe’ ook niets aan het toeval overliet. Van Gaal had een eigen voetbalsmaak, net zoals Farioli die heeft, maar hij was altijd bereid om mee te bewegen als de omstandigheden daarom vroegen. Zoals op het WK 2014, toen hij als bondscoach met een vijfmansverdediging de halve finale haalde; zo kon die selectie zich het beste uiten. Tijdens dat WK gunde Van Gaal bovendien alle 23 selectiespelers (inclusief de drie keepers) speelminuten: een unicum. Op dezelfde manier vestigde Farioli dit seizoen een Eredivisie-record doordat 22 van de 63 Ajax-doelpunten gescoord werden door wisselspelers. Van Gaal zei dan ook over Farioli: “Ik denk dat hij Ajax naar een hoger niveau gaat brengen.”
Deze avontuurlijke voetbalfilosofie stuit echter op extreme scepsis bij de Nederlandse voetbaljournalistiek, die gedomineerd wordt door oud-spelers en andere conservatieve mannen. De nadruk op gevoel zorgt voor veel ongemak in de nuchtere Hollandse perskamers. Van Gaal baarde ooit opzien door bij zijn terugkeer bij Ajax in 2003 een gedicht voor te lezen op de persconferentie, met woorden als “hart”, “gevoelens” en “vol overgave”. Ook over Farioli’s romantiek wordt lacherig gedaan. Na de uitoverwinning op Feyenoord gaf hij aan dat hij bijna had moeten huilen van de kleedkamerspeech van Steven Berghuis; bij het bedanken van de supporters stonden de tranen hem daadwerkelijk in de ogen. Toen Davy Klaassen na de wedstrijd tegen Heracles eveneens had gespeecht, vroegen journalisten spottend: “Did you cry again?”
“Farioli wordt niet begrepen,” zei filosoof Bas Heijne onlangs in Bar Laat. Tafelgenoot Hans Kraay Jr. illustreerde dat vervolgens door onverstoorbaar verder te praten over het Ajax-spel dat “pijn doet aan de ogen”. De analytici proberen Farioli te begrijpen vanuit wat men al kent: het verleden. “Maar voetbal verandert elke dag,” zei Farioli in de OBA.
Deze muur van scepsis is deels te verklaren vanuit xenofobie. Farioli is de eerste buitenlandse Ajax-trainer in 27 jaar, zonder lijntjes met de Nederlandse pers. Sinds zijn komst wordt regelmatig gezegd dat “het Ajax-DNA” verdwijnt, alsof Farioli’s buitenlandse invloed de club minder ‘puur’ zou maken. Telegraaf-journalist Valentijn Driessen sprak over “een Italiaanse invasie” en Johan Derksen noemde hem een “dorpsidioot”. Farioli’s accent wordt vaak bespot, terwijl interviewers wanhopig proberen om jolige termen als ‘gouden pik’ naar het Italiaans te vertalen.
Het is een interessante paradox: het land dat bij uitstek zo ontvankelijk is voor voetbal, weigert mee te gaan in de avontuurlijkheid van een nieuwe speler op het toneel. Nederlanders willen romantisch zijn, maar wel op hun eigen voorwaarden. We gaan graag op avontuur, maar altijd met de mogelijkheid om snel weer naar huis te gaan als het toch tegenvalt. Terughoudendheid zit in de volksaard. Johan Cruijff belichaamde de Nederlandse romantiek als geen ander: een sierlijke voetballer en denker, tegelijk het meest bekend van de nuchtere uitspraak “da’s logisch”. Farioli wordt enerzijds bekritiseerd vanwege zijn gebrek aan toewijding (aan een vaste opstelling of speelstijl), anderzijds juist vanwege zijn blinde overgave (toen hij de geboorte van zijn dochter miste vanwege een wedstrijd van Ajax). Niet voor niets noemen we obsessieve trainers met enig dedain “vakidioten”.
Het doet denken aan het bekende gedicht ‘In Nederland…’ van J.J. Slauerhoff uit 1947:
In Nederland wil ik niet blijven,
Ik zou dichtgroeien en verstijven.
Het gaat mij daar te kalm, te deftig,
Men spreekt er langzaam, wordt nooit heftig,
En danst nooit op het slappe koord.
De moeizame relatie tussen Farioli en de pers is ook niet zo verwonderlijk. Net zoals Van Gaal probeert Farioli de chaos van het spel te controleren door zorgvuldig mee te bewegen. De media hebben juist baat bij chaos, bij drama. Van Gaal hield dat op afstand met woede, Farioli met een charmante glimlach en kunstig geformuleerde metaforen.
Ook in zijn benadering als coach kiest Farioli voor een combinatie van passie en controle. Een mix van kleedkamerspeeches en computerdata, van “aanvallen als het kan, verdedigen als het moet”. Of zoals hij in zijn proefschrift schrijft: “Vrijheid en regels, ernst en lichtheid, realiteit en fictie.” Dat kun je zien als een saai soort pragmatisme, maar Farioli weet dat we in het spel tussen die elementen nieuwe werelden kunnen bereiken. Als er één ding is wat alle romantici bindt, is het dat ze het allerhoogste nastreven. Dat Francesco Farioli nog altijd bovenaan staat met het kansloos geachte Ajax, ontstijgt realiteit én fictie.
Farioli’s eerste seizoen is een ongelofelijk onvoorspelbaar avontuur geweest, dat de Ajax-fans veel passie, gevoelens en sfeer heeft bezorgd. Niemand weet waar het eindigt, maar zijn filosofie van het spel heeft Ajax hoe dan ook naar een hoger niveau getild – en voor de nodige opschudding gezorgd in ons starre, nuchtere, dolverliefde voetballand.
Het is niet ongebruikelijk voor voetbaltrainers om gepassioneerd te zijn: Pep Guardiola krabde zich tot bloedens toe op zijn kale hoofd toen het Manchester City eerder dit seizoen maar niet lukte om te winnen; José Mourinho juichte regelmatig met een meterslange knie-sliding over het veld. Tijdens het Champions League-spektakelstuk Internazionale-Barcelona konden Simone Inzaghi en Hansi Flick zich langs de zijlijn nauwelijks bedwingen om niet zélf met een tackle de bal te veroveren.
Maar Francesco Farioli is boven alles een kalme romanticus, literair onderlegd bovendien. Als jongeman ging hij Wijsbegeerte aan de Universiteit van Florence studeren, vooral vanwege zijn filosofielerares op de middelbare school, zo vertelde hij onlangs tijdens zijn uitverkochte optreden bij de Nacht van de Filosofie in de Openbare Bibliotheek in Amsterdam: “Ze was zo bevlogen over haar vak. Haar hele levenshouding inspireerde me.” Farioli was teleurgesteld toen hij voor zijn eerste tentamen talloze jaartallen en namen van filosofen uit zijn hoofd moest leren: hij had juist uitgekeken naar het filosoferen, de vrije uitwisseling van ideeën.
Zijn proefschrift Filosofie van het spel: esthetiek en de rol van de doelman is vaak aangehaald als de basis van zijn denken: Farioli, zelf te weinig getalenteerd als voetballer, probeerde als keeper het spel van achteruit vorm te geven, starend in de verte, zijn teamgenoten zorgvuldig coachend. “Ik heb als kind veel over het leven geleerd van voetbal: hoe je je tot anderen moet verhouden, hoe je met het elftal moet meebewegen,” vertelde hij in de OBA. Voetbal is net zo veranderlijk als het leven zelf. In zijn proefschrift citeert Farioli de schrijver Jorge Luis Borges: “Elke keer dat een kind op straat tegen iets aan trapt, begint het verhaal van het voetbal opnieuw.” Oftewel: de unieke manier waarop een spelertje de bal raakt, kan voor een revolutie in de voetbalsport zorgen. “We proberen controle te brengen in een spel dat grotendeels niet te controleren is,” aldus Farioli in de OBA. Zijn proefschrift baseerde hij op de ideeën van de Nederlandse historicus Johan Huizinga, die in zijn meesterwerk Homo Ludens betoogt dat het vrije, onbelemmerde spel de basis van onze cultuur is.
Juist die onvoorspelbaarheid verklaart de nog altijd ongekende aantrekkingskracht van de voetbalsport, zeker ook in Nederland. Toen het spel eind negentiende eeuw ons land bereikte, werd het al snel een hit. Socioloog C. Miermans citeert in Voetbal in Nederland (1955) een van de eerste spelertjes: “Het ging als een vlam door de jeugd: football. Er was dus nog wat anders te beleven dan gymnastiek in een stoffig lokaal, dan schaatsen of roeien, die beide sterk afhankelijk waren van de weersomstandigheden. Het kostte bijna niets, je kon rennen, vliegen, ‘goals’ maken en ‘matchen’ tegen andere jongens.” Anders dan bij andere sporten zijn er talloze manieren om een voetbaldoelpunt te maken, en zelfs de laagste amateurvoetballer scoort weleens een wondergoal uit een omhaal.
Farioli, die zich als keeperstrainer opwerkte tot piepjonge hoofdtrainer in Turkije en Frankrijk, om vervolgens op 35-jarige leeftijd coach van Ajax te worden, weet als geen ander dat in voetbal alles mogelijk is. Hij weet hoe mensen het maximale uit zichzelf kunnen halen, zelfs de gewonde topploeg die hij bij Ajax aantrof. Voetbal hangt van onvoorspelbare momenten aan elkaar, zoals dit Eredivisieseizoen maar weer eens bewijst. Maar juist vanuit dat spel kun je groeien.
Volgens Farioli wordt spel onterecht gezien als iets frivools. Sport bevat de kern van het leven, zo schrijft hij in zijn proefschrift: “Het is een volkomen serieuze activiteit, waarin het schijnbare dualisme tussen vrijheid en regels, ernst en lichtheid, realiteit en fictie wordt overstegen.” Farioli ziet voetbal als een uiting van wie we zijn: hij houdt zelf van een verzorgde opbouw in de stijl van Guardiola, maar hij kan net zo goed genieten van Kenneth Taylor die in de laatste seconde van Ajax-Union St. Gillis een bal van de lijn kopt. Een team dat volledig samenvalt met het moment, kan zichzelf overstijgen. Zo ontstaan, binnen de kaders van het voetbalveld, vrijheid en schoonheid. In zijn proefschrift gruwt Farioli van corruptie en andere pogingen om het spel in de kiem te smoren: “Wellicht moeten we allemaal opnieuw uitvinden hoe mooi het is om, individueel of in een groep, op avontuur te gaan.”
Zo kunnen we Francesco Farioli’s filosofie nog het beste samenvatten: laten we de wil vinden om samen op avontuur te gaan. Daarom houdt de Ajax-trainer zo van de keeper. Het is de speler die het spel van achteruit kan overzien, maar ook degene met de meest kwetsbare positie: elke fout is immers een tegengoal. De keeper wordt continu geconfronteerd met falen; toch kiest hij ervoor om keeper te zijn. Omdat hij hunkert naar dat ene moment dat hij de bal vangt en een paar seconden volledige controle over de chaos voelt. Dat is schoonheid, in de puurste zin van het woord. Als we willen groeien, moeten we dus naar keepers kijken, schrijft Farioli: “Een doelman die terugkeert op het veld na een teleurstelling, is niet anders dan een mens dat de strijd aangaat met zijn grootste angst, en terugvecht tegen de obstakels van het leven.”
Farioli’s taak als coach is om de ideale omstandigheden te creëren waarbinnen die momenten van schoonheid, vrijheid en groei kunnen plaatsvinden. “Het sleutelwoord is geloof,” verklaart Farioli in de OBA. Hij moet ervoor zorgen dat de spelers zich volledig aan elkaar en het moment kunnen overgeven, zodat ze zich kunnen uiten in het spel. Binnen de lijnen moet Wout Weghorst volledig Wout Weghorst zijn, net zoals Christian Rasmussen volledig Christian Rasmussen moet zijn. Geloof creëert die harmonie.
In die zin lijkt Farioli’s benadering op die van Louis van Gaal, die met zijn ‘totale mens-principe’ ook niets aan het toeval overliet. Van Gaal had een eigen voetbalsmaak, net zoals Farioli die heeft, maar hij was altijd bereid om mee te bewegen als de omstandigheden daarom vroegen. Zoals op het WK 2014, toen hij als bondscoach met een vijfmansverdediging de halve finale haalde; zo kon die selectie zich het beste uiten. Tijdens dat WK gunde Van Gaal bovendien alle 23 selectiespelers (inclusief de drie keepers) speelminuten: een unicum. Op dezelfde manier vestigde Farioli dit seizoen een Eredivisie-record doordat 22 van de 63 Ajax-doelpunten gescoord werden door wisselspelers. Van Gaal zei dan ook over Farioli: “Ik denk dat hij Ajax naar een hoger niveau gaat brengen.”
Deze avontuurlijke voetbalfilosofie stuit echter op extreme scepsis bij de Nederlandse voetbaljournalistiek, die gedomineerd wordt door oud-spelers en andere conservatieve mannen. De nadruk op gevoel zorgt voor veel ongemak in de nuchtere Hollandse perskamers. Van Gaal baarde ooit opzien door bij zijn terugkeer bij Ajax in 2003 een gedicht voor te lezen op de persconferentie, met woorden als “hart”, “gevoelens” en “vol overgave”. Ook over Farioli’s romantiek wordt lacherig gedaan. Na de uitoverwinning op Feyenoord gaf hij aan dat hij bijna had moeten huilen van de kleedkamerspeech van Steven Berghuis; bij het bedanken van de supporters stonden de tranen hem daadwerkelijk in de ogen. Toen Davy Klaassen na de wedstrijd tegen Heracles eveneens had gespeecht, vroegen journalisten spottend: “Did you cry again?”
“Farioli wordt niet begrepen,” zei filosoof Bas Heijne onlangs in Bar Laat. Tafelgenoot Hans Kraay Jr. illustreerde dat vervolgens door onverstoorbaar verder te praten over het Ajax-spel dat “pijn doet aan de ogen”. De analytici proberen Farioli te begrijpen vanuit wat men al kent: het verleden. “Maar voetbal verandert elke dag,” zei Farioli in de OBA.
Deze muur van scepsis is deels te verklaren vanuit xenofobie. Farioli is de eerste buitenlandse Ajax-trainer in 27 jaar, zonder lijntjes met de Nederlandse pers. Sinds zijn komst wordt regelmatig gezegd dat “het Ajax-DNA” verdwijnt, alsof Farioli’s buitenlandse invloed de club minder ‘puur’ zou maken. Telegraaf-journalist Valentijn Driessen sprak over “een Italiaanse invasie” en Johan Derksen noemde hem een “dorpsidioot”. Farioli’s accent wordt vaak bespot, terwijl interviewers wanhopig proberen om jolige termen als ‘gouden pik’ naar het Italiaans te vertalen.
Het is een interessante paradox: het land dat bij uitstek zo ontvankelijk is voor voetbal, weigert mee te gaan in de avontuurlijkheid van een nieuwe speler op het toneel. Nederlanders willen romantisch zijn, maar wel op hun eigen voorwaarden. We gaan graag op avontuur, maar altijd met de mogelijkheid om snel weer naar huis te gaan als het toch tegenvalt. Terughoudendheid zit in de volksaard. Johan Cruijff belichaamde de Nederlandse romantiek als geen ander: een sierlijke voetballer en denker, tegelijk het meest bekend van de nuchtere uitspraak “da’s logisch”. Farioli wordt enerzijds bekritiseerd vanwege zijn gebrek aan toewijding (aan een vaste opstelling of speelstijl), anderzijds juist vanwege zijn blinde overgave (toen hij de geboorte van zijn dochter miste vanwege een wedstrijd van Ajax). Niet voor niets noemen we obsessieve trainers met enig dedain “vakidioten”.
Het doet denken aan het bekende gedicht ‘In Nederland…’ van J.J. Slauerhoff uit 1947:
In Nederland wil ik niet blijven,
Ik zou dichtgroeien en verstijven.
Het gaat mij daar te kalm, te deftig,
Men spreekt er langzaam, wordt nooit heftig,
En danst nooit op het slappe koord.
De moeizame relatie tussen Farioli en de pers is ook niet zo verwonderlijk. Net zoals Van Gaal probeert Farioli de chaos van het spel te controleren door zorgvuldig mee te bewegen. De media hebben juist baat bij chaos, bij drama. Van Gaal hield dat op afstand met woede, Farioli met een charmante glimlach en kunstig geformuleerde metaforen.
Ook in zijn benadering als coach kiest Farioli voor een combinatie van passie en controle. Een mix van kleedkamerspeeches en computerdata, van “aanvallen als het kan, verdedigen als het moet”. Of zoals hij in zijn proefschrift schrijft: “Vrijheid en regels, ernst en lichtheid, realiteit en fictie.” Dat kun je zien als een saai soort pragmatisme, maar Farioli weet dat we in het spel tussen die elementen nieuwe werelden kunnen bereiken. Als er één ding is wat alle romantici bindt, is het dat ze het allerhoogste nastreven. Dat Francesco Farioli nog altijd bovenaan staat met het kansloos geachte Ajax, ontstijgt realiteit én fictie.
Farioli’s eerste seizoen is een ongelofelijk onvoorspelbaar avontuur geweest, dat de Ajax-fans veel passie, gevoelens en sfeer heeft bezorgd. Niemand weet waar het eindigt, maar zijn filosofie van het spel heeft Ajax hoe dan ook naar een hoger niveau getild – en voor de nodige opschudding gezorgd in ons starre, nuchtere, dolverliefde voetballand.